-
1 verhuizen
v. remove, migrate, move, move house, move out, move to a new place, settle in new place, transmigrate, flit, flitter -
2 verhuizen
1 [van huis veranderen] move (house)2 [verplaatst worden] be moved♦voorbeelden:2 dit bureau moet verhuizen naar de kamer hiernaast • this desk has got to be moved to the next roomII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [de inboedel overbrengen] move♦voorbeelden: -
3 overgaan
2 [gaan van de ene plaats naar de andere] move (over)3 [van eigenaar veranderen] transfer, pass5 [bevorderd worden] move up6 [veranderen in] change, convert ⇒ turn7 [beginnen met, gaan gebruiken] 〈 beginnen met〉 move on to, proceed to, turn to; 〈 gaan gebruiken〉 change (over) (to), switch (over) (to)9 [in een andere stand gebracht worden] switch (over) 〈 wissels〉; 〈 in werking gebracht worden〉 be activated, go; ring 〈 van een bel〉♦voorbeelden:de brug overgaan • go over/cross (over) the bridge3 van vader op zoon overgaan • pass (down)/be handed down from father to sonvan de vierde naar de vijfde klas overgaan • move up from the fourth to the fifth formovergaan van vaste in vloeibare vorm • turn from solid into liquid formovergaan tot de orde van de dag • proceed to the order of the daytot de aanval overgaan • take the offensive, (begin to) attackovergaan tot de aanschaf van/het gebruik van … • start buying/using …overgaan tot strenge maatregelen • (decide to) take firm stepstot handelen overgaan • proceed to actiontot daden overgaan • take actionvan het ene op het andere onderwerp overgaan • switch (about) from one subject to anotherdie regenbui/het schandaal zal wel overgaan • that shower of rain/the scandal will blow over -
4 kamer
3 [afdeling van een wetgevend lichaam] chamber, house♦voorbeelden:1 het kleinste kamertje • ‘the smallest room’mooie/beste kamer • (front) parlour, front roomop mijn kamer • in my roomkamer met ontbijt • Bed and Breakfast, B & Bde Kamer ontbinden/bijeenroepen • dissolve/convoke the House/Chamberin beide Kamers • in both Houses (of Parliament)de Eerste Kamer • the (Dutch) Upper Chamber/House; 〈 in Groot-Brittannië〉 the (House of) Lords, the Upper House; 〈 in USA〉 the Senatede Tweede Kamer • the (Dutch) Lower Chamber/House; 〈 in Groot-Brittannië〉 the (House of) Commons; 〈 in USA〉 the House (of Representatives)5 de kamers van het hart zijn de hartboezem en de hartkamer • the chambers of the heart are the atrium and the ventricle -
5 betrekken
♦voorbeelden:zij deden alles zonder de anderen erin te betrekken • they did everything without consulting the othersbetrokken zijn bij • be involved inniet betrokken zijn bij • have nothing to do withiets in zijn overweging betrekken • take something into considerationde politie in de zaak betrekken • bring in the policeiemand tegen zijn zin ergens in betrekken • drag someone into something2 wanneer kunnen we het huis betrekken? • when can we move into the house?onmiddellijk te betrekken • immediate occupation1 [met betrekking tot de lucht] become overcast/cloudy, cloud over -
6 trekken
1 [kracht uitoefenen op iets] pull3 [spierbewegingen maken] stretch4 [luchtstroom doorlaten] draw5 [in een richting getrokken worden] pull6 [lijken (op)] be like♦voorbeelden:aan een sigaar trekken • puff at/draw a cigarover een rivier trekken • cross a riverten strijde/te velde trekken • go into battlede kinderen trekken nogal naar hun vader • the children take more to their father2 [aantrekken] draw4 [gewichtheffen] snatch♦voorbeelden:2 publiek/kopers trekken • draw an audience/customersvolle zalen trekken • play to/draw full houses1 [in genoemde toestand/op genoemde plaats brengen] pull3 [naar zich toehalen, ook figuurlijk] draw4 [aftreksel maken van] make6 [doen ontstaan] draw7 [uit een plaats vandaan halen] get♦voorbeelden:iemand aan zijn haar trekken • pull someone's hairiemand aan zijn mouw trekken • pull (at) someone's sleeveeen horoscoop trekken • cast a horoscopelering trekken uit iets • learn (a lesson) from something〈 wiskunde〉 de wortel uit een getal trekken • find/extract the (square/cube/ 〈enz.〉 ) root of a number8 gezichten trekken • make/pull (silly) faces -
7 groot
4 [de genoemde afmeting hebbend] in size5 [uitgebreid] great6 [belangrijk] great7 [intens] great8 [uitmuntend] great♦voorbeelden:een veel te grote jas • a jacket which is much too big/largeeen tamelijk grote kamer • quite a big/large roomde kans is groot dat … • there's a good chance that …de kans is niet groot dat … • there's not much of a chance that …een zo groot mogelijk stuk • as big/large a piece as possibledat is de grootst mogelijke onzin • that is utter/absolute nonsensegroter gaan wonen • move (in)to a bigger houseop één na de grootste • the next to largest2 wat ben jij groot geworden! • how you've grown!hij wordt groter dan zijn vader • he's going to be taller than his fatherde grootste van de twee • the bigger of the twode grootste van de drie • the biggest of the threehij is 5 cm groter dan zij • he is 5 cm taller than she isde grote mensen • the grown-upsvoor groot en klein • for young and oldals ik groot ben, word ik popzanger • I'm going to be a pop singer when I grow updaar ben je te groot voor • you're too big for that (sort of thing)het tekort is tien miljoen groot • the size of the deficit is ten million(s)〈 informeel〉 hoe groot is de schade? • what is the extent of the damage?; 〈 informeel〉 what's the damage?twee keer zo groot als deze kamer • twice as big as this roomeen grote hoeveelheid geld • a large amount of moneyGroot Londen • Greater Londoneen steeds groter aantal • _an increasing/a growing numberhij doet alles in het groot • he does everything on a big/large scalein het groot inkopen/verkopen • buy/sell in bulk6 een grote weg • a major/main road, a highwaytot mijn grote verrassing/spijt • 〈 ook〉 much to my surprise/regretdaar ben ik een groot voorstander van • I'm all in favour of it¶ zich groot houden • keep a stiff upper lip, keep up appearancesII 〈 bijwoord〉1 [op grote wijze] 〈zie voorbeelden 1〉♦voorbeelden:1 je hebt groot gelijk! • you are quite/perfectly right! -
8 groter gaan wonen
groter gaan wonenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > groter gaan wonen
-
9 in een huis trekken
in een huis trekkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > in een huis trekken
-
10 ophouden
♦voorbeelden:maar daar houdt de overeenkomst op • but here the similarity endsde straat hield daar op • the street ended there(plotseling) doen ophouden • break offdan houdt alles op • then there's nothing more to be said/there's no point in going onsteeds even ophouden • keep stoppingniet halverwege ophouden • go the whole hogplotseling ophouden • break offwaar ben je opgehouden? • where did you leave off?ze hield maar niet op met huilen • she (just) went on and on cryingophouden met gokken/roken • give up/stop gambling/smokinghet is opgehouden met regenen • the rain has stoppedeven ophouden met werken/praten • pause (in one's work/speech)ophouden te bestaan • cease to existzonder ophouden • without stopping, continuouslyhij heeft tien uur zonder ophouden gewerkt • he worked ten hours at a stretchniet van ophouden weten • not know when to stophou op! • stop it!, cut it out!laten we erover ophouden • let's leave it at thatals hij eenmaal begint weet hij niet van ophouden • once he gets going there's no stopping himII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [omhooghouden] hold up3 [openhouden] hold open4 [tegenhouden] hold (up)6 [op het hoofd houden] keep on♦voorbeelden:de schijn ophouden • keep up appearances3 hou die zak eens op • hold that bag open, will you?5 iemand niet langer ophouden • not take up any more of someone's time, not keep someone any longerdoor mist/noodweer opgehouden • fogbound, stormboundhet schip werd opgehouden • the ship was detainedhet verkeer ophouden • hold up/delay trafficdat houdt de zaak alleen maar op • that just slows things downik houd je toch niet op, hè? • I'm not keeping you, am I?ik werd opgehouden • I was delayed/held upIII 〈wederkerend werkwoord; zich ophouden〉♦voorbeelden:zich verdacht ophouden • loiter with intentzich ophouden bij het huis • hang around the housezich in verdachte kringen ophouden • move in dubious circleszich niet met politiek ophouden • not be concerned with politicszich altijd ophouden met • go about with, hang around with -
11 voet
1 [lichaamsdeel; deel van een kous] foot3 [versvoet; lengtemaat] foot5 [afdruksel] footprint♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 op staande voet • at once, on the spot; 〈 met betrekking tot verleden ook〉 then and there〈 figuurlijk〉 ergens (vaste) voet krijgen • gain a (firm) foothold somewhere, obtain a firm footingde voeten vegen • wipe one's feet〈 figuurlijk〉 iemand de voet dwars zetten • put a spoke in someone's wheel, thwart/frustrate someonevoet aan wal zetten • set foot ashoreiemand op de voet volgen • follow in someone's footsteps〈 figuurlijk〉 de gebeurtenissen/de ontwikkelingen op de voet volgen • 〈 bijhouden〉 keep (a close) track of events/developmentste voet gaan • walk, go on footnog goed uit de voeten kunnen • still be steady on one's legsvoor de voet(en) weg • off-handiemand voor de voeten lopen • 〈 figuurlijk〉 hamper someone, get under someone's feetvoet(je) voor voet(je) • step by stepde zieke kan geen voet verzetten • the patient is too weak to movegeen voet buiten de deur zetten • not set foot outside the doorik zet daar geen voet meer in huis • I won't ever set foot in that house again〈 figuurlijk〉 geen voet aan de grond krijgen • have no success, make no headway2 de voet van een glas • the stem/base of a glassde voet van een zuil/lamp • the base of a column/lampop gelijke voet met elkaar omgaan • be on an equal footingop gespannen voet staan met iemand • be at odds with someonezij staan op goede/vriendschappelijke voet met elkaar • they are on good/friendly terms (with each other)op grote voet leven • live in (great) styleop te grote voet leven • live beyond one's meansop vertrouwelijke voet staan met iemand • be on familiar terms with someonede zaken op dezelfde voet voortzetten • continue business (on the same footing) as beforeop voet van oorlog leven • be on a war footingop voet van gelijkheid • on equal terms -
12 wanneer kunnen we het huis betrekken?
wanneer kunnen we het huis betrekken?when can we move into the house?Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > wanneer kunnen we het huis betrekken?
См. также в других словарях:
move house — 1. To move to a new place of residence 2. To move one s possessions to one s new home • • • Main Entry: ↑move … Useful english dictionary
move house — move to a new home … English contemporary dictionary
move house — phrasal British to change one s residence … New Collegiate Dictionary
move house — verb To change ones place of residence … Wiktionary
House music — House Stylistic origins Disco, electronic, garage, Hi NRG, soul, funk, synthpop, dub, hip hop, boogie Cultural origins Early 1980s in Chicago, United States Typical instruments Samp … Wikipedia
MOVE — This article is about the organization MOVE. For other uses, see Move (disambiguation). MOVE or the MOVE Organization is a Philadelphia based black liberation group founded by John Africa. MOVE was described by CNN as a loose knit, mostly black… … Wikipedia
move — move1 W1S1 [mu:v] v ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(change place)¦ 2¦(new house/office)¦ 3¦(change opinion etc)¦ 4¦(progress)¦ 5¦(take action)¦ 6¦(change job/class etc)¦ 7¦(emotion)¦ 8¦(cause somebody to do something)¦ 9¦(time/order)¦ … Dictionary of contemporary English
move — 1 verb 1 CHANGE PLACE (I, T) to change your place or position, or to make something do this: Don t move or I ll shoot. | You mustn t get off the train while it s still moving. | move sth: Can you move your car it s blocking the road. | We ll have … Longman dictionary of contemporary English
move — move1 [ muv ] verb *** ▸ 1 change position ▸ 2 progress/develop ▸ 3 live in a different place ▸ 4 begin doing ▸ 5 change subject/time etc. ▸ 6 change opinion ▸ 7 affect someone emotionally ▸ 8 sell and get rid of ▸ 9 go very fast ▸ 10 make formal … Usage of the words and phrases in modern English
move */*/*/ — I UK [muːv] / US [muv] verb Word forms move : present tense I/you/we/they move he/she/it moves present participle moving past tense moved past participle moved 1) [intransitive/transitive] to change position, or to make someone or something… … English dictionary
move — v. & n. v. 1 intr. & tr. change one s position or posture, or cause to do this. 2 tr. & intr. put or keep in motion; rouse, stir. 3 a intr. make a move in a board game. b tr. change the position of (a piece) in a board game. 4 intr. (often foll.… … Useful english dictionary